'Al wat de wereld vangt, dat valt in onze fuiken' (Cats). De Nederlandse
'Gouden Eeuw' betekende een hoogtepunt op het gebied van kunst en wetenschap.
Ook de literatuur bereikte een grote bloei. In de van Spanje bevrijde Republiek,
die na amper twee generaties tot een Europese macht was uitgegroeid, speelde
zij een belangrijke rol. Ze ontwierp mede de waarden en idealen van de
nieuwe natie; de muzen van de nieuwe, klassiek georiënteerde Europese
letteren gaf zij een nieuw vaderland en voor de burgers schiep en onderhield
zij een stevig sociaal bindmiddel. Dit fraaie beeld én zijn tegenbeelden
worden in dit boek geëvoceerd in een uitvoerig historisch relaas,
gekenmerkt door veelheid en verscheidenheid. Daarbij gaat de aandacht niet
alleen uit naar de groten (Hooft, Bredero, Vondel, Huygens, Cats) en hét
genre van deze periode (het toneel), maar ook naar het literaire bedrijf
in zijn geheel: de ontwikkeling van de poëticale opvattingen, de regionale
aspecten van de literatuur, de rol van haar drukkers, haar marktwaarde,
haar opiniërende, sociale en ontspannende functies, haar netwerken
en de plaats van de schrijvende vrouwen daarin, haar vertaalcultuur, haar
verbazende religieuze veelkleurigheid, haar lezers en de ontwikkeling van
de canon. Ook de letterkunde van de Spaans gebleven Zuidelijke Nederlanden,
die zich overig ens vaak en graag tot de gehele Nederlandse dichtkunst
bekende, komt aan bod, nadrukkelijker dan ooit.
Extra informatie:
Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 4
Hardback
Januari 2008
1912 gram
247 x 182 x 59 mm
EAN: 9789035130296
Bert Bakker